Wat is er te ontdekken?

Er leeft, groeit en bloeit van alles in de Heemtuin. Het hele jaar door wisselen geuren en kleuren elkaar af. Naast seizoenen hebben we in de tuin ook te maken met microklimaten. Dat betekent bijvoorbeeld dat de soorten schimmels in de grond, een nat of kurkdroog voorjaar, of een hogere gemiddelde temperatuur grote invloed hebben op de flora. Sommige planten bloeien daardoor eerder of laten zich een jaar niet zien. Maar er valt altijd genoeg (nieuws) te ontdekken in de Heemtuin.

1. Monnikskappad

De Heemtuin is omringd door bos. Hier zijn de meeste inheemse bomensoorten te vinden: bijvoorbeeld de eik, es, els, meidoorn, veldesdoorn (Spaanse aak), beuk, haagbeuk en linde. Bomen hebben ieder hun eigen aantrekkingskracht op dieren. Zo is de els aantrekkelijk voor reigers. Zij bouwen hun nesten hoog in de top. De linde, die in mei en juni in bloei staat, trekt veel hommels aan. De gele bloemen van de linde zitten namelijk vol nectar en dat kan je in het voorjaar ruiken.

Vanaf het Monninkskappad is te zien dat er tussen de bomen klimop groeit. Veel mensen denken dat de klimop de boom dood, maar dat is niet waar! De plant gebruikt kleine zuignapjes om via de boom zijn weg naar zonlicht te vinden. Hier heeft de boom helemaal geen last van. De klimop is bij dieren een gewilde plant: winterkoninkjes nestelen er in en vleermuizen gebruiken het als slaapplaats. In het najaar is het een nectarbron voor de nog vliegende insecten. Daarna zijn de bessen van de klimop windervoedsel voor de vogels.

Foto: Reigersnest

2. Koninginnekruidpad

Het Koninginnekruidpad loopt midden door het schrale weiland-gebied, de oorspronkelijke begroeiing van de locatie. Er groeien hier veel verschillende soorten planten en kruiden, zoals margrieten, koninginnekruid, knolsteenbreek, veldlathyrus en diverse orchideeën. Omdat deze planten en kruiden op andere momenten bloeien, is er veel afwisseling in kleuren en geuren. Vroeg in het jaar bloeien hier duizenden margrieten. Als ze uitgebloeid zijn, wordt het veld gefaseerd gemaaid en zie je al gauw hondsdraf verschijnen. In juli tot en met september staat het koninginnekruid in bloei. De bloem bloeit als schermvormige pluim van bloemhoofdjes die vol nectar zitten. Het koninginnekruid trekt dan ook veel bijen en vlinders.

Foto: Atalanta op koninginnekruid 

3. en 4. Kaardebolpad en Bremraappad

Naast bomen groeien in het bosgebied natuurlijk ook andere planten. Veel ruimte is er echter niet, want de grond is een netwerk van wortels. Daarnaast is er maar weinig zonlicht. Voor bosgrassen, zoals boskortsteel en bosgierstgras, is dit een perfecte groeiplaats. Maar ook het akkerklokje en het ruigklokje - die in de zomermaanden bloeien -  en het sneeuwklokje vind je langs de bosrand. Het sneeuwklokje is net als de bosanemoon en holwortel een stinzeplant. Een stinzeplant bloeit als er nog geen of weinig blad aan de struiken zit. De stinzeflora in de Heemtuin komt van oorsprong uit Friesland.

Er groeien aan de bosrand ook planten met nadrukkelijke geuren. Zo ruikt de daslook bij beschadiging van de bladeren naar uien, en de roomse kervel naar anijs. Een bijzondere plant die het op deze locatie ook goed doet, is de wespenorchis. Deze plant kan een hoogte bereiken van wel 80 centimeter.

Foto: Sneeuwklokje

5. Walstropad

Dit pad loopt door het Limburg-gebied. De ondergrond van dit stukje van de Heemtuin is mergel en dat maakt de grond zeer kalk- en mineraalrijk. Het is uitermate geschikt voor orchideeën. In de Heemtuin groeit een diversiteit aan orchideeën, waaronder een aantal zeldzame soorten. De aapjesorchis, poppenorchis, spinnenorchis, bosorchis en het soldaatje keren bijna elk jaar weer terug. De meeste orchideeën bloeien in dezelfde periode (april/mei). Bij een zachte winter zie je al vroeg in het jaar puntjes uit de grond komen.

Foto: Aapjesorchis

6. Vetkruidpad

Tussen de verschillende gebieden is een klein stukje kalkrijk zand het thuis voor sedumsoorten, ook wel vetkruiden genoemd. Er zijn wel 400 soorten sedum (waaronder veel hybriden). Sedum is een succulent, dat is een plant die water in zijn bladeren opslaat. Ze beschikken over een bijzondere stofwisseling die hen in staat stelt hete en droge condities te verdragen. De laatste jaren is sedum vooral bekend geworden als duurzame dakbedekking. Momenteel is in de Heemtuin voornamelijk de hemelsleutel te vinden, die in juli tot en met september bloeit.

Foto: Hemelsleutel

7. Blauwe knooppad

Het Blauweknooppad loopt langs het heidegebied. De struikheide is heel herkenbaar, vooral in september wanneer de plant in bloei is. Dan wordt het heidegebied prachtig paars en vliegen de hommels en bijen af en aan voor de nectar. De ondergrond van het heide-gebied is hoogveen en is  uitermate geschikt voor varens. De koningsvarens die hier groeien zijn net zo oud als de Heemtuin. Ieder najaar kleurt de koningsvaren geel, bruin en rood en in het voorjaar rollen er nieuwe frisgroene bladeren uit. Natuurlijk is vanaf dit pad ook de blauwe knoop te zien. Dit is een echte laatbloeier (september en zelfs oktober) en is dan ook een belangrijke bron van nectar voor de bijen en vlinders omdat veel andere planten dan al zijn uitgebloeid.

Foto: Een gehakkelde aurelia op een blauwe knoop.

8. Ratelaarpad

Dit pad loopt tussen het heide- en Limburggebied door. Dit is een apart stukje, want aan de ene kant is de grond kurkdroog en aan de andere zijde bestaat het uit nat veengrond. Het is een perfecte plek voor wilde bertram en ratelaar. De ratelaar dankt zijn naam aan de rijpe zaden die in de kelkbladen een rammelend geluid maken. Deze halfparasitaire plant helpt bij de ontwikkeling van bloemrijke vegetaties, doordat het de groei van grassen onderdrukt. De ratelaar is vaak te vinden waar riet groeit. Verder kan je vanaf het pad de moesdistel, engelwortel en salamonszegel spotten.

Foto: Hommel op zoek naar nectar in een bloem van de ratelaar.

9. Teunisbloempad

Op het Teunisbloempad waan je jezelf een beetje in Hoek van Holland. Het pad loopt namelijk dwars door het duingebied. Het duinzand is kalkrijk en zeer geschikt voor zoutminnende planten, zoals de duindoorn. In het najaar zitten deze struiken vol oranje bessen. Deze vallen goed in de smaak bij trekvogels. Soms gisten de bessen aan de struiken en komt het voor dat de vogels die de bessen eten dronken worden. De kruisdistel, boerenwormkruid, klaproos en gele walstro zorgen voor afwisseling van kleuren in dit gebied.

Foto: Klaproos

10. en 11. Kamperfoeliepad en Pijpbloempad

Langs deze paden staan schietwilgen. Een schietwilg kan een hoogte van 20 meter bereiken. Om ze een beetje in toom te houden, worden de bomen op het schiereiland in de Heemtuin elk jaar gesnoeid. Knotten noemen we dat, vandaar dat deze bomen beter bekend staan als knotwilgen. De takken van de wilgen worden na het snoeien op verschillende plekken in de tuin als houtril neergelegd. Dit zijn ideale schuilplekken voor vogels, padden, muizen, maar ook kevers en andere kruipertjes.

In dit gebied groeit ook de schapenzuring, die bloeit vanaf juni. De kleine vuurvlinder zet bij zonnig weer haar eitjes af op de plantjes. Van maart tot mei zijn er in dit gebied ook mooie, sterk ruikende paarse bloemen te zien. Dit is de zeldzame paarse schubwortel.

Foto: Kleine vuurvlinder

12. Elzenpad

Aan de boszijde van het pad bevindt zich een broedkolonie van reigers. In december bouwen ze hoog in de bomen hun nesten en in januari worden de eerste eieren gelegd. Aan de andere kant van het pad laat een veel kleiner vogeltje zich vaak zien: de ijsvogel. De Heemtuin met veel schuilgelegenheid en stilstaand water, is een uitermate geschikt gebied voor het opvallende blauw-oranje vogeltje. Vanaf een tak boven het water jaagt de ijsvogel op kleine stekelbaarsjes en waterinsecten zoals libellelarven. Vanachter het vogelkijkscherm heb je een goed uitzicht op zijn visplek. Op de oever is het soms een herrie. Tussen de planten (poelruit, kattenstaart en engelwortel) zitten veel bruine kikkers en groene kikkers. Door luid te kwaken maken ze onderling hun aanwezigheid kenbaar en proberen ze vrouwtjes te lokken. Kikkers roepen alleen in de periode dat ze zich voortplanten.

Foto: De ijsvogel

13. Varenpad

De grond naast het varenpad is laagveen en heel vochtig. De wilde gagel gedijt hier goed. Deze plant, waarvan de bladeren ruiken naar laurier, werd vroeger onder meer in zeep gebruikt. Ook de brede stekelvaren, klaverzuring, bosgierstgras en vingerhoedskruid voelen zich hier thuis. In de bloemen van het vingerhoedskruid, die vanaf mei bloeit, is goed het honingmerk (de vlekken) te zien. Dit wijst insecten de weg naar de nectar.

Foto: Vingerhoedskruid

14. en 15. Berkenpad en Hoefbladpad

In de bosrand zijn veel bekende bomen te vinden, maar ook de minder bekendere zoals de mispel en abeel. In de herfst ligt de grond vol met bladeren. De beheerders van de Heemtuin laten deze gewoon liggen. De extra laag van bladeren zorgt ervoor dat de grond minder snel bevriest. Deze warme, vochtige plekken bieden insecten als pissebedden, duizendpoten en soms zelfs lieveheersbeestjes bescherming en op hun beurt trekken die weer egels en vogels aan. Uiteindelijk worden de bladeren een compostlaagje en geeft voeding aan de bodem (humus).

Foto: lieveheersbeestje

16. Dieren van de Heemtuin

Door de rust en de diversiteit aan planten hebben veel dieren een thuis gevonden in de Heemtuin. De egel bijvoorbeeld, die heeft het prima naar zijn zin in het bosgebied. Er is voldoende schuilgelegenheid en in de humus zijn veel slakken en regenwormen te vinden. De wezel, het kleinste roofdier van Europa, is te vinden in het duingebied. Wezels zijn zó klein, dat ze muizen – waaruit hun dieet voornamelijk bestaat – tot in hun gangenstelsels kunnen achtervolgen. En muizen zijn er genoeg in de Heemtuin: bosmuizen, veldmuizen, spitsmuizen, maar ook de dwergmuis, het kleinste knaagdier van Europa.

Foto: Holletje van de wezel

17. Vogels

Als je je ogen sluit en goed luistert kan je verschillende gevleugelde bewoners van de Heemtuin horen. Er wordt gekwetterd, gefloten en gezongen. De scherpe, luide, hoge roep van de ijsvogel is onmiskenbaar. Maar er zijn veel meer vogels te vinden: de merel, de groene specht, grote bonte specht, staartmees, koolmees, pimpelmees, vink, lijster, houtsnip, kauw, roodborstje, halsbandparkiet, reiger…

In de wintermaanden wordt de vogelbevolking nog eens uitgebreid. Dan kan je een sperwer tussen de bomen door zien vliegen als deze op merels jaagt. Ook de buizerd en torenvalk zijn in de winter te spotten in de Heemtuin. De kale bomen zijn perfecte uitkijkpunten voor de jacht. De koperwiek, een lijstersoort uit Scandinavië, is vanaf september al vaak te spotten in de Heemtuin.

Foto: Roodborstje

18. Vlinders en libellen

Als het een warme winter is geweest, dan vliegen in februari de eerste vlinders in de Heemtuin. De dagpauwoog, citroenvlinder en kleine vos zijn er vroeg bij. Later in het seizoen fladderen steeds meer  vlinders rond: onder andere de gehakkelde aurelia, kleine vuurvlinder, bruinzandoogje, oranjezandoogje, icarusblauwtje, bruinblauwtje en de kolibrievlinder. Deze laatste dankt zijn naam aan de manier waarmee hij snel van bloem tot bloem vliegt en daarvoor stilstaat in de vlucht, net zoals een kolibrie.

In Nederland zijn naar schatting 64 libellensoorten te vinden. In de Heemtuin zijn veel verschillende soorten te vinden. De grote keizerlibelle bijvoorbeeld, die met een lengte van 8,4 cm, de op één na grootste libellensoort in Nederland is. Ook de heidelibelle, bloedrode heidelibelle, houtpantserjuffer, lantaarntje, paardenbijter en de roodoogjuffer vliegen vliegensvlug door de Heemtuin. Het is niet altijd even makkelijk om een libelle in vlucht te volgen. Libellen kunnen een snelheid van wel 50 kilometer per uur halen, wat hen tot de snelst vliegende insecten maakt.

Foto: Paardenbijter

19. Waterbewoners

Het waterpeil in de Heemtuin wordt sinds de aanleg constant gehouden. In en rondom de stilstaande wateren zijn verschillende bewoners te vinden. Van stekelbaarsjes en salamanders, tot groene kikkers. En van bootsmannetjes en schaatsenrijders, tot padden. Deze winter zal er gebaggerd worden in de Heemtuin, waarna er meer ruimte is voor onderwaterplanten om zich te ontwikkelen. Uiteindelijk zal dit ook bijdragen aan een toename in de variëteit van bewoners.

Foto: Groene kikker

20. Insectenhotel

In het insectenhotel kunnen diverse insecten schuilen (voor de winter) en kunnen solitaire bijen hun nestplaats maken. Deze wilde bijen leggen meerdere eitjes in een buisje. Bij elk eitje leggen de bijen een balletje van nectar en stuifmeel als voedsel voor de larve. In het voorjaar komen de bijtjes uit hun cocon en kruipen uit hun verblijfplaats. Tamme honingbijen vormen een bedreiging voor de solitaire bijen in de Heemtuin. Deze zijn namelijk heel territoriaal.

Op de hoogte blijven?

Volg ons op Social Media!